Dossier Jurisprudentie Transport - Lossen zonder hijsframe
CMR-vervoer; vervoer of expeditie?; lossen
S&S 2018/31
Rechtbank Limburg,1 november 2017
Lossen zonder hijsframe
Een zware tweedehands vouwmachine (gewicht 33.000 kg) moet van Denemarken naar Italië worden vervoerd. Met een speciaal hijsframe wordt de machine op de dieplader geplaatst. Dat hijsframe moet vervolgens worden losgemaakt en wordt apart naar Italië vervoerd. Maar, zoals dat dan gaat, komt de vouwmachine eerder aan in Italië dan het hijsframe en kan men niet wachten met lossen en wordt de zware machine zonder hijsframe gelost. U voelt hem al aankomen, enorme schade, namelijk 241.000 euro. Daarenboven nog ruim 23.000 euro aan expertisekosten.
Omdat er gebruik wordt gemaakt van een hele trits logistieke dienstverleners, is het allereerst de vraag of er vervoer of expeditie is overeengekomen. De rechtbank begint met de volzin dat een opdrachtnemer die in het kader van een transportopdracht als niet meer dan een expediteur wil optreden, zich bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk als zodanig moet presenteren, bij gebreke waarvan in beginsel moet worden aangenomen dat een vervoerovereenkomst tot stand is gekomen. De logistieke dienstverlener Caroz slaagt er niet in de vereiste duidelijkheid met het oog op de expediteurshoedanigheid te verschaffen. In de e-mailberichten kan niet worden gelezen dat er expeditie is overeengekomen. Het feit dat prijzen zijn opgevraagd bij ondervervoerders wil ook niet zeggen dat Caroz is opgetreden als expediteur. Het feit dat het gefactureerde bedrag een all-in prijs is, geeft aan dat het eerder om vervoer gaat. Er is ook geen melding gemaakt van expediteurscommissie en ook uit de gegevens in het handelsregister blijkt niet dat Caroz slechts als expediteur werkzaam was. Kortom, Caroz is vervoerder.
Vervolgens wordt er uitgebreid gesteggeld over de vraag of de schade aan de vouwmachine wel tijdens het vervoer is ontstaan, maar uiteindelijk raakt de rechtbank daarvan overtuigd. Dat betekent dat de vervoerder in principe aansprakelijk is, tenzij hij zich op een van de aansprakelijkheidsontheffingen van art. 17 lid 4 CMR kan beroepen. De rechtbank loopt alle vier ontheffingsgronden (sub a tot en met sub d) langs.
Het beroep op sub a (gebruik van een open voertuig, wanneer dit gebruik uitdrukkelijk is overeengekomen en in de vrachtbrief is vermeld) slaagt niet nu daarover niets was vermeld op de vrachtbrief.
Ook het beroep op sub b (gebrekkigheid van de verpakking) slaagt niet. De rechtbank komt tot het oordeel dat de schade niet kan zijn ontstaan door gebrekkige verpakking.
Interessant wordt de ontheffing van sub c (behandeling, lading, stuwing of lossing van de goederen door de afzender, de geadresseerde). Tijdens het vervoer zou sprake zijn geweest van onvoldoende ondersteuning van de zware vouwmachine, zodat gebrekkige stuwage oorzaak van de schade zou kunnen zijn. Maar naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, omdat bij het laden gebruik is gemaakt van het hijsframe en ook verder waren er voldoende ondersteuningsmaterialen aangebracht.
Ook het beroep op de ontheffing van sub d (de aard van bepaalde goederen) slaagt niet, omdat er geen sprake was van een buitengewone kwetsbare constructie van de vouwmachine.
Kortom, de vervoerder is aansprakelijk voor de ladingschade van 241.000 euro.
Spijtig is wel dat de rechtbank niet de expertisekosten van ruim 23.000 euro toekent, met als redengeving dat zij zijn gemaakt door de verzekeraars ter bepaling van hun verplichtingen onder de polis.
Zoals bekend, ben ik het daarmee oneens. In de CMR worden geen regels gegeven over het al of niet vergoeden van expertisekosten. In Boek 8 BW gebeurt dat wel en mijns inziens moet de regeling van Boek 8 BW aanvullend worden toegepast. In het systeem van Boek 8 BW wordt met zoveel woorden gezegd (zie de Memorie van Toelichting bij art. 8:388 BW) dat expertisekosten beschouwd moeten worden als een waardevermindering van de beschadigde lading en derhalve voor vergoeding in aanmerking komen. Toegegeven, er staat tussen haakjes bij dat die kosten niet gemaakt moeten worden door de verzekeraar van de ladingbelanghebbende. Maar ik ben van mening dat de transportverzekeraar die kosten maakt om vast te stellen hoeveel ladingschade er is en aldus vormen die kosten een onderdeel van de ladingschade zelf. De verzekeraar maakt die kosten ten behoeve van zijn verzekerde, de ladingbelanghebbende. Zij vloeien niet zonder meer voort uit de verplichtingen onder de polis. En juist omdat de CMR hierover niets zegt, moeten we de aanvullende vervoerrechtelijke beginselen uit Boek 8 BW toepassen. Derhalve komen de expertisekosten mijns inziens wel voor vergoeding in aanmerking!